Zomaar een avond in Rotterdam. In twee zalen spelen bands die eigenlijk allemaal de moeite van het bekijken waard zijn. In Rotown speelt de Britse band Teleman voor een uitverkochte zaal. In Roodkapje keert Schots Yabba terug, na een jaar eerder tijdens Left of the Dial indruk te hebben gemaakt. En, een gloednieuwe Rotterdamse band beklimt voor het eerst het podium als support van Yabba. Dan moet je kiezen, tenzij het lot ons goed gezind is.
Foto’s M.U.G en Yabba: Marcel van Leeuwen
Het lijkt wel een society gebeuren in Roodkapje; alsof tout Rotterdam eropuit is gegaan om M.U.G. te zien, de nieuwe band rond frontman Timo Croes, opgetrokken uit brokstukken van bands als Pig Frenzy en Dyatlov. De band met in de gelederen Huub ‘t jong, Noah van Houwelingen, Ruben Middelweerd en Dion Smits dankt de naam aan het opschrift op een Belgisch bordje waarbij de afkorting staat voor ‘Mobiele urgentie groep’. Maar het mooie is, zo verklapt Croes, dat je erin mag lezen wat je wilt; Maarten uit Goes, matig uw geraas, meldpunt unieke grafstenen. En ook over de uitspraak doen de Rotterdammer niet moeilijk: op zijn Engels of gewoon in het Nederlands als het irritante insect.
M.U.G. raast in een kwartiertje door de set heen. De stijl ligt niet te ver af van wat van deze groep muzikanten eerder op de mat legde. Punk, hardcore, bulderende vocalen, recht-toe-recht-aan, maar soms gaat het gas er even af, duikt Croes naar de grond en volgt er even bezinning. Het kersverse repertoire van de band die zo’n jaartje met elkaar bezig is, bestaat uit liedjes die spontaan en snel ontstonden. De nummers waar wat langer aan moest worden gesleuteld, liggen in de prullenbak. Niet alles is nog af. Op de setlijst heet een nummer ‘Snel‘, omdat het nog geen definitieve titel heeft. En dat hoor en zie je in Roodkapje. M.U.G. draalt niet maar gaat er met gestrekt been in. Vol overtuiging, vol energie. Het rammelt, het kraakt, het schuurt. Croes trekt al direct zijn shirt uit en spuit een mond vol bier de lucht in. Hij kruipt, hij wankelt, hij steekt zijn vinger diep in zijn keel om te zien of er nog meer vocht uit te halen is. Wat maakt een goede M.U.G.-song? ‘Herrie’, legt Croes uit met een glimlach. Maar daarmee is het niet klaar, want een nummer moet wel iets hebben, een randje, dat de aandacht trekt. M.U.G. is binnenkort weer te zien in Rotterdam tijdens Left of the Dial.
Yabba trad vorig jaar tijdens Left of the Dial twee maal op en viel op met hun combinatie van groovende ritmes, gruizig schrapende gitaarpartijen en de indrukwekkende geschreeuwde vocalen van frontman Josh Kirk. In Roodkapje keren heel wat van de toeschouwers toen, nu terug om te zien hoe de Schotse band zich verder ontwikkelt. Groove is het fundament van de muziek die Yabba maakt, leggen gitarist Korey Patterson en drummer Elias Muusavi uit. Bij het schrijven van hun muziek is de groove een vereiste; als die er niet is, is het niet goed, vatten ze samen. Yabba, vernoemd naar een liedje dat een voorloper van de huidige band speelde en slang is voor een amfetamine, komt uit Dumfries, een plaats met pakweg 50.000 inwoners dicht bij de grens met Engeland. Korey Patterson vertelt er met trots en afschuw over. Er is niets te doen, er zijn nauwelijks andere bands en geen goede gelegenheden om te spelen. Een reis van pakweg anderhalf uur brengt ze in Glasgow, waar ze wel hun ei kwijt kunnen. Tegelijk is het hun thuis en spreekt er liefde voor Dumfries uit de beschrijvingen van de gitarist.
Dat de Schotten uit een omgeving komen die niet direct bijdraagt aan hun ontwikkeling, weerhoudt ze er niet van ambitieus te zijn. Ze zijn bereid voor elk optreden ver te reizen en hopen begin volgend jaar op Eurosonic weer een stap te kunnen zetten richting continent. De band denkt er zelfs over om naar het Europese vasteland te verhuizen en hebben Rotterdam als mogelijke vestigingsplaats in de smiezen. Ze willen dan ook alles weten over het culturele klimaat in de stad.
De een luisterde overwegend naar heavy metal, de ander nam ook hiphop tot zich. Dat hoor je in de mix van Yabba, die we voorheen misschien met een vaag begrip als ‘crossover duidden. De nummers geven er blijk van dat de Schotten wars zijn van traditionele songstructuren. En toch komt hun muziek niet uit het luchtledige; bij vlagen komt het wel heel dicht in de buurt van wat voorheen Faith No More en Rage Against The Machine deden, en als Josh Kirk’s zang ritmisch wordt en op rappen gaat lijken, horen we vleugjes Urban Dance Squad doorklinken. Op internet is het nog vergeefs zoeken naar muziek van de Schotten, er staan maar twee singles op Spotify. Zanger Josh Kirk refereert er aan als de band al vroeg in de set Get By inzet, een van de twee singles. Het beukende ritme is kenmerkend voor de richting waarin Yabba zich lijkt te ontwikkelen. Roodkapje stroomt weer vol bij deze klanken en al snel wordt het onrustig op de dansvloer voor het podium. Yabba is met name dankzij de verschijning van Kirk ronduit imponerend, zo niet angstaanjagend. Midden op zijn buik prijkt in grote letters ‘No Surrender‘. Kortgeschoren haar, tenger van postuur, zo weggelopen uit de filmset van Trainspotting. Hij legt niet of nauwelijks contact, lijkt in zijn eigen wereldje te verkeren terwijl hij agressief bewegend al schreeuwende met rood aangelopen hoofd rondbanjert. Alleen als hij voorop het podium gaat staan, zich in lengte uitrekkend, staart hij zijn toehoorders aan en komt heel dichtbij. ‘Mayhem‘, de fans gaan daarop los. Die poses van de zanger, gecombineerd met de beukende dansbare ritmes en de zware industriële sound, dat maakt Yabba een live-act van jewelste.
Intussen staat een volle zaal in Rotown te wachten tot Teleman aantreedt. De band heeft pech vandaag. Het passeren van de Kanaaltunnel neemt veel meer tijd in beslag dan verwacht. Uren later dan gepland arriveert het trio uit Londen in Rotterdam en wordt snel gesoundcheckt terwijl het publiek geduldig toekijkt. En wie aan komt waaien uit Roodkapje na het zien van M.U.G en Yabba kan nog aanschuiven. Tegen 11 uur in de avond is het dan eindelijk zover en trapt de band af voor een set met niets dan goed in het gehoor liggende indiepop in de Prefab Sprout-traditie, oud- maar ook nieuw werk van het onlangs verschenen album Good Time/Hard Time. Geen mosh pit hier, enkel fans die soms met gesloten ogen en een gelukzalige glimlach om de mond lijken weg te dromen bij de harmonieuze samenzang en de ploppende baslijnen die tot voorzichtige danspasjes uitnodigen. Bassist Pete Cattermoul is visueel de samenvatting van deze avond: hij dans in vloeiende bewegingen en lacht zijn publiek voortdurend vriendelijk toe.
De muziek van Thomas Sanders, Hiro Ama en Pete Cattermoul klinkt overwegend liefelijk en wordt met perfectie uitgevoerd. Een liedje als Trees Grow High is bovendien een voorbeeld van de niemandalletjes die tussen het repertoire schuil gaan. Of de momenten dat met een melodica de gemakkelijke verslavende melodielijnen worden neergezet. Dat maakt het concert minder spannend. Toch zitten er ook scherpe randjes aan de pop van Teleman. Aan het einde van de set, we gaan nu richting middernacht, komen die wat meer aan het licht. In Short Life zijn de tonen donker en Not In Controle wordt lang uitgesponnen gespeeld, met alle wat meer experimentele elementen aan toe. Met een toegift neemt Teleman afscheid. Hun allereerste hitje Düsseldorf klinkt, waarin de gitaar op momenten gruizig mag klinken en de fans zo vervoert dat de handen in euforie omhoog gaan, een enkeling op-en-neer springt en iedereen hun ‘favourite song‘ volkeels meezingt.